• Barajar
    Activar
    Desactivar
  • Alphabetizar
    Activar
    Desactivar
  • Frente Primero
    Activar
    Desactivar
  • Ambos lados
    Activar
    Desactivar
  • Leer
    Activar
    Desactivar
Leyendo...
Frente

Cómo estudiar sus tarjetas

Teclas de Derecha/Izquierda: Navegar entre tarjetas.tecla derechatecla izquierda

Teclas Arriba/Abajo: Colvea la carta entre frente y dorso.tecla abajotecla arriba

Tecla H: Muestra pista (3er lado).tecla h

Tecla N: Lea el texto en voz.tecla n

image

Boton play

image

Boton play

image

Progreso

1/94

Click para voltear

94 Cartas en este set

  • Frente
  • Atrás
aandoen
(hebben) aangedaan
aankomen
(zijn) aangekomen
afwassen
(hebben) afgewassen
bakken
(hebben) gebakken
beginnen
(zijn) begonnen
begrijpen
(hebben) begrepen
behangen
(hebben) behangen
bewegen
(hebben) bewogen
bezoeken
(hebben) bezocht
bijten
(hebben) gebeten
blazen
(hebben) geblazen
blijven
(zijn) gebleven
breken
(hebben) gebroken
brengen
(hebben) gebracht
denken
(hebben) gedacht
doen
(hebben) gedaan
dragen
(hebben) gedragen
drinken
(hebben) gedronken
eten
(hebben) gegeten
gaan
(zijn) gegaan
genezen
(hebben) genezen
geven
(hebben) gegeven
gieten
(hebben) gegoten
hangen
(hebben) gehangen
hebben
(hebben) gehad
helpen
(hebben) hegolpen
houden (van)
(hebben) gehouden
innemen
(hebben) ingenomen
kiezen
(hebben) gekozen
kijken
(hebben) gekeken
komen
(zijn) gekomen
kopen
(hebben) gekocht
krijgen
(hebben) gekregen
kunnen
(hebben) gekund
laten
(hebben) gelaten
lezen
(hebben) gelezen
liggen
(hebben) gelegen
lopen
(hebben, zijn) gelopen
meenemen
(hebben) meegenomen
moeten
(hebben) gemoeten
mogen
(hebben) gemogen
nakijken
(hebben) nagekeken
nemen
(hebben) genomen
onderzoeken
(hebben) onderzocht
ontbijten
(hebben) ontbeten
opstaan
(zijn) opgestaan
oversteken
over (zijn) overgestoken
reijden
(hebben, zijn) gereden
roepen
(hebben) geroepen
scheiden
(zijn) gescheiden
schijnen
(hebben) geschenen
schrijven
(hebben) geschreven
slapen
(hebben) geslapen
sluiten
(hebben) gesloten
snijden
(hebben) gesneden
spreken
(hebben) gesproken
springen
(hebben) gesprongen
staan
(hebben) gestaan
steken
(hebben) gestroken
sterven
(zijn) gestorven
strijken
(hebben) gestreken
treffen
(hebben) getroffen
trekken
(hebben) gestrokken
uitdoen
(hebben) uitgedaan
uitgaan
(zijn) uitgegaan
uittrekken
(hebben) uitgetrokken
vallen
(hebben) gevallen
varen
(hebben, zijn) gevaren
verbieden
(hebben) verboden
vergeten
(hebben, zijn) vergeten
verkopen
(hebben) verkocht
verliezen
(hebben) verloren
verstaan
(hebben) verstaan
vertrekken
(hebben) vertrokken
vervangen
(hebben) vervangen
vinden
(hebben) gevonden
vliegen
(hebben, zijn) gevlogen
voorkomen
(hebben) voorkomen
vragen
(hebben) gevraagd
vriezen
(hebben) gevroren
wassen
(hebben) gewassen
wegen
(hebben) gewogen
weten
(hebben) geweten
wijzen
(hebben) gewezen
willen
(hebben) gewild
winnen
(hebben) gewonnen
worden
(zijn) geworden
zeggen
(hebben) gezegd
zien
(hebben) gezien
zijn
(hebben) geweest
zingen
(hebben) gezongen
zitten
(hebben) gezeten
zoeken
(hebben) gezocht
zwemmen
(hebben, zijn) gezwommen